1.1 Ontwikkeling begrotingssaldo

In dit deel van hoofdstuk 1 leggen we uit hoe we van de meerjarige raming 2025 tot en met 2027 zoals opgenomen in de primitieve begroting 2024 komen tot het geprognosticeerde saldo in deze ontwerpbegroting 2025 en de meerjarig geraamde saldi 2026 tot en met 2028.

1.1.1 Meerjarenraming primitieve begroting

Terug naar navigatie - 1.1.1 Meerjarenraming primitieve begroting

Startpunt van de nieuwe ramingen in deze ontwerpbegroting zijn de ‘’oude’’ ramingen zoals die aan de raad zijn gepresenteerd en door de raad zijn vastgesteld in de primitieve begroting 2024 en meerjarenraming 2025-2027.

(x € 1.000)
Formeel saldo Begroting 2024 2024 2025 2026 2027
Formeel saldo 2024-2027 Kadernota 2024 vóór sluitend maken -683 -633 -624 -535
Aframen deel restant doorwerking stelpost loon- en prijscompensatie 2023 naar € 400 duizend. 384 318 254 190
Verhogen voorschot BTW compensatiefonds van € 200 duizend naar € 350 duizend. 150 150 150 150
Mutaties stortingen (2024+2025) en onttrekkingen (2026+2027) algemene reserve 149 166 220 196
Formeel meerjarensaldo 0 0 0 0
Tabel formeel saldo B2024

We hebben u bij de begroting 2024 een formeel en structureel sluitend saldo gepresenteerd. In die begroting 2024 zat structureel voor circa € 1 miljoen aan nieuw beleid en incidenteel voor circa € 4,4 miljoen aan nieuw beleid dat gedekt is uit de reserves (1). Daarnaast bevatte de begroting naast de vaste investeringsbudgetten voor riolen en de investeringen voortkomend uit de MOP/MIP (2) een investeringsbudget van circa € 5,8 miljoen voor onder andere transformatie, reconstructieprojecten GVVP-ruggengraat en vervangingsinvesteringen wegen (3).

(1) Voor 2025 stond in de begroting 2024 €785 duizend te onttrekken aan reserves ter dekking van incidenteel beleid.
(2) Meerjarige onderhouds en meerjarige investeringsplannen accommodaties.
(3) Dit investeringsbedrag legt beslag op een nieuw geraamde omvang van ca. 264 duizend aan kapitaallasten vanaf 2025.

(x € 1.000)
Structureel en reëel saldo begroting 2024 2024 2025 2026 2027
Formeel meerjarensaldo begroting 2024 en meerjarenraming 2025-2027 0 0 0 0
eenmalige baten 15.262 3.833 3.750 3.962
eenmalige lasten 16.959 11.233 2.524 4.373
Structureel en reëel meerjarensaldo 1.697 7.400 -1.226 411
Tabel structureel saldo B2024


Het structurele evenwicht (4) gaf een geheel ander beeld. Als gevolg van de geplande grote Rijksuitgaven van het Kabinet Rutte IV en de op dat moment nog geldende trap op trap af systematiek zouden wij in 2024 en in 2025 een grote stijging krijgen van de algemene uitkering (5). Pas vanaf 2027 zou de algemene uitkering geïndexeerd gaan worden op basis van de nieuwe BBP systematiek. Het tussenliggende jaar 2026, het zogenaamde ravijnjaar, toonde ten opzichte van 2025 als gevolg van de veel lager geplande Rijksuitgaven in dat jaar een daling van het structurele saldo van maar liefst €8,6 miljoen. Anticiperend op dat ravijnjaar en gebruikmakend van de hoge algemene uitkering in de jaren 2022-2024 hebben wij veel extra middelen gestort in de algemene reserve. Vanuit de VNG werd ondertussen veel druk uitgeoefend op het Kabinet om iets te doen aan het ravijnjaar. Dit ravijnjaar noodzaakte ons ook terughoudendheid te betrachten in de voorstellen aan u voor het structureel dekken van nieuw beleid in de begrotingen 2023 en 2024. 

(4) Het structurele evenwicht is het formele evenwicht minus alle incidentele baten en incidentele lasten en vormt voor de toezichthouder een belangrijke indicator bij de toetsing van de begroting.
(5) De algemene uitkering is naar aard een structurele baat. Ook als in een later jaar de uitkering veel lager is dan nog blijft in de beoordeling van de structurele en incidentele baten en lasten een structurele baat in het voorgaande jaar!

1.1.2 Meerjarenraming Kadernota 2025

Terug naar navigatie - 1.1.2 Meerjarenraming Kadernota 2025

In juni hebben wij u in de kadernota 2025 een geactualiseerde meerjarenraming 2025-2028 gepresenteerd opgebouwd vanuit de formele meerjarenraming 2025-2027 uit de begroting 2024 zoals hiervoor gepresenteerd, alle tussentijdse besluiten genomen door de raad en alle op dat moment bekende en in te schatten majeure autonome ontwikkelingen waaronder de effecten van de septembercirculaire 2023 en de Rijks Voorjaarsnota 2024 maar ook de te verwachten autonome meerlasten Wmo en jeugdhulp. De nieuwe prognose van het formele saldo 2025 en meerjarenraming 2026-2028 in de kadernota 2025 was als volgt:

(x € 1.000)
Totaal autonome ontwikkelingen Kadernota 2025 2025 2026 2027 2028
Formeel saldo B2024 0 0 0 0
Budgettair effect septembercirculaire op Accres ten opzichte van B2024 582 451 1.800 4.498
Budgettair effect decembercirculaire 0 0 0 0
Budgettair effect Voorjaarsnota netto -2.024 468 251 328
AO meerlasten wmo -805 -447 -915 -1.416
AO meerlasten jeugdhulp -437 -378 -840 -1.296
AO gewogen index CEP 2024 ten behoeve van OZB 9 -26 20 329
AO ontwikkeling salarislasten -867 -917 -972 -1.654
AO minderlasten subsidie prof welzijnsinstellingen en verenigingen 114 123 200 27
AO meerlasten Gemeenschappelijke regelingen B2025 en meerjarenraming 2026-2028 -1.215 -1.083 -1.027 -1.289
AO diverse overige autonome ontwikkelingen toegelicht in kaarten -1.082 -959 -842 -852
Prognose meerjarig saldo Kadernota 2025 -5.725 -2.768 -2.324 -1.324
Tabel autonome ontwikkelingen Kadernota 2025

Een groot negatief formeel saldo in 2025 en ook een negatief meerjarig saldo. De verklaring ligt vooral in de stevige ingreep van het Rijk op het accres 2025 om het ravijn 2026 deels te dempen (6), de nieuwe versneld ingevoerde aan het BBP gekoppelde indexeringssystematiek voor de algemene uitkering, de structureel doorwerkende hogere loon- en prijsstijgingen bij de Wmo en de jeugdhulp en de verhoogde structurele bijdragen aan onze gemeenschappelijke regelingen veelal ook vanwege loon- en prijsstijgingen. Loon- en prijsstijgingen die uitgaan boven de nieuwe prijsindexering van de algemene uitkering. Een algemene uitkering die circa 70% van onze inkomstenbron is. Voor een meer gedetailleerde toelichting verwijzen we naar de kadernota 2025.

Dit negatieve saldo in combinatie met de onzekerheid op dat moment over de vorming van een nieuw Kabinet was de reden om de raad bij de behandeling van de kadernota te adviseren vooralsnog geen richtingendebat te voeren over de mogelijk in de ontwerpbegroting op te nemen ruimtevragen voor nieuw beleid. Dat de meicirculaire geen reddingsboei zou zijn was vanwege de Voorjaarsnota wel al te verwachten maar de impact van een nieuw Regeerakkoord op de toekomstige financiering van de lagere overheden zou mogelijk een ander licht op de financiële situatie kunnen gaan werpen.

(6) Afgesproken was dat de omvang van de algemene uitkering tot en met 2025 was bevroren en dat de nieuwe indexeringssystematiek pas m.i.v. 2027 zou ingaan.

1.1.3 Ontwikkelingen na Kadernota

Terug naar navigatie - 1.1.3 Ontwikkelingen na Kadernota

Na vaststelling Kadernota zijn er vanzelfsprekend altijd nieuwe (autonome) ontwikkelingen die van invloed zijn op de financiële ramingen van de nieuwe begroting. We nemen immers in de kadernota alleen de grote(re) autonome ontwikkelingen op. Een deel van de ontwikkelingen na kadernota is vertaald in deze begroting omdat ze feitelijk en onvermijdelijk zijn. Een deel van de ontwikkelingen is nog niet verwerkt in deze begroting.

Tussentijdse ontwikkelingen verwerkt in de begroting
Een ieder jaar terugkerende ontwikkeling na kadernota betreft de (her)beoordeling van alle nog niet in de kadernota meegenomen meerjarenbudgetten onder de noemer bijstelling richtbudgetten en bijstelling kapitaallasten. Ook komen er ieder jaar aanvullingen voor op de in de kadernota gepresenteerde voorlopige cijfers maar ook altijd enige cijfermatige correcties die zowel voor- als nadelig kunnen zijn. Dat betreft onder andere de impact van de nieuwe meicirculaire 2024 maar ook altijd de inzet van onze egalisatiereserve algemene uitkering. 

In de kadernota baseerden we ons nog op de Rijks voorjaarsnota die minder concreet is als de meicirculaire die specifiek gericht is op gemeenten. In onderstaande tabel treft u alle bijstellingen en correcties aan op het geprognosticeerde saldo van de kadernota. Alles bij elkaar heeft dit een negatief effect van circa € 2,3 miljoen op het geraamde saldo 2025. 

(x € 1. 000)
Verwerkte ontwikkelingen na kadernota 2025 2026 2027 2028
Correctie budgettair effect AU Voorjaarsnota 2024 door onjuiste 'oude' raming meerjarenschijf 2025 -2.278
Verlaging opbrengst OZB als gevolg van correctie en lagere te verwachten realisatie 2024 -106 -106 -112 -88
Mutatie budgettair effect algemene uitkering als gevolg van de berekening op basis van de meicirculaire 2024 571 547 -38 -714
Verlaging begrote dividendopbrengst op basis van realisatiecijfers -100 -100 -100 -100
Correctie stelpost afschrijvingslasten van sociaal maatschappelijke accommodaties -20 -50 -60 -60
Ophogen kwijtscheldingsbudget op basis van realisatiecijfers -45 -45 -45 -45
Bijstelling raming lasten trapliften WMO -40 -40 -40 -40
Actualisering begrote raming 2025 eigen bijdragen WMO -500
Overige concernposten waaronder bijstelling kapitaallasten en meerdere kleine bijstellingen 243 62 220 -128
totaal -2.275 268 -175 -1.175
Tabel ontwikkelingen na kadernota

De grootste post betreft een incidentele negatieve correctie op de algemene uitkering in 2025. De verklaring hiervoor ligt in geraamde stelpost jeugdhulp die apart was geraamd in de begrotingsschijf 2025 maar die bij nader inzien al was verwerkt in de algemene uitkering (7). De meicirculaire heeft een positief effect op de jaren 2025 en 2026 dat omslaat in 2028 naar een negatief saldo. In dit totaalsaldo is de inzet van de egalisatiereserve algemene uitkering verwerkt. 

De incidentele neerwaartse bijstelling eigen bijdrage Wmo is een reële bijstelling die het gevolg is van de invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor alle Wmo-voorzieningen die mei 2023 met een jaar is opgeschoven vanwege de verbreding van de wet naar alle Wmo voorzieningen (8). Dit betekent dat we pas vanaf 2026 in plaats van 2025 mogen rekenen op een hogere opbrengst van de eigen bijdrage Wmo. Dit is een incidentele autonome ontwikkeling die eigenlijk al in de kadernota gepresenteerd had moeten worden. 

(7) Wij maken gebruik van externe informatie uit een systeem voor het vertalen van de Rijksontwikkelingen naar het door ons te ontvangen accres. Deze informatie bevatte een fout.
(8) Bron: https://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/inkomensafhankelijke-eigen-bijdrage-wmo-2026

Tussentijdse ontwikkelingen die nog niet zijn verwerkt in deze begroting
Septembercirculaire
Op het moment van de besluitvorming over deze nieuwe begroting 2025 is het effect van de nieuwe septembercirculaire 2024 als meest actuele prognose voor de meerjarige ontwikkeling algemene uitkering bekend. Wij presenteren u op hoofdlijn de impact van die septembercirculaire bij de RIA van de begroting. De basis voor die circulaire ligt in de Concept Macro Economische Verkenning 2025 van het Centraal Plan Bureau die augustus 2024 is gepubliceerd. Dit concept MEV is van invloed op de miljoenen Nota van het Rijk en vormt daarmee een voorbode voor hetgeen ons te wachten staat in de septembercirculaire. 

Uit het concept MEV 2024 blijkt dat de prijsstijging van het bruto binnenlands product in 2025 0,4% hoger is dan gedacht. Zowel het volumeaccres (9) als het prijsaccres voor 2025 wordt pas definitief bepaald in de meicirculaire 2025 die gebaseerd zal zijn op het Centraal Economisch Plan 2025 van het Centraal Planbureau. De hoger geraamde prijsstijging van het bbp in 2025 nu heeft dus geen gevolgen meer voor 2024 maar rechtvaardigt wel een hogere gemeentelijke raming van het accres 2025.

Omdat het Rijk versneld is overgestapt op de nieuwe indexeringssystematiek van de algemene uitkering is voor ons op dit moment nog niet zeker of deze stijgingen ook daadwerkelijk verwerkt worden in de septembercirculaire 2024. Voor ons is dat echter niet relevant omdat wij de septembercirculaire nooit in de nieuwe begroting verwerken net als circa 66% van de gemeenten (10). Wij werken standaard van meicirculaire naar meicirculaire. 

Andere financiering Wmo
Er zijn recente veranderingen aangekondigd in de financiering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Een deel van de Wmo-uitgaven zal niet langer via de algemene uitkering van het Gemeentefonds gaan, maar via een aparte financiering. Dit besluit is nog genomen door het demissionaire kabinet in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en andere koepels van medeoverheden (11).

Het doel van deze verandering is om de kosten en uitgaven beter inzichtelijk te maken en een passende indexering mogelijk te maken, aangezien de zorguitgaven sneller stijgen dan het bruto binnenlands product (bbp). Er wordt nog onderzocht welke specifieke financieringsvorm het beste past. Daarmee zal er hopelijk een einde komen aan de langzaam maar zekere onbeheerste groei van de zorguitgaven op de wmo. De stijgende kosten van de Wmo is opnieuw een van de grote autonome ontwikkelingen in deze begroting.

(9) Het achtjaars historische gemiddelde over de jaren T-2 t/m T-9.
(10) Bron: Tweede Kamer, vergaderjaar 2023 – 2024, 36.410 B, nr. 14, bijlage 3; Gezamenlijke provincies, Verslag financieel toezicht provincies op gemeenten en gemeenschappelijke regelingen, 19 augustus 2024, blz. 6
(11) https://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/deel-wmo-niet-langer-gemeentefonds-maar-aparte-financiering

Structurele risico’s
Een mogelijke hogere raming van het accres in de meicirculaire 2025 en andere financiering van de Wmo zijn mogelijk positieve ontwikkelingen die aan de orde kunnen zijn bij de nieuwe kadernota 2026. Er zijn echter ook negatieve ontwikkelingen waarvan nu nog niet helemaal zeker is of die zich zullen voordoen. We borgen dat soort ontwikkelingen in onze risico-inventarisatie. Zouden we de volledige zekerheid hebben dat deze ontwikkelingen zich gaan voordoen dan zouden we de impact reëel moeten ramen in deze begroting. Deze risico’s zijn opgenomen met toelichting in de 4eW per programma in hoofdstuk 2.1. Een totaallijst is opgenomen in de paragraaf weerstandsvermogen en risico’s in hoofdstuk 2.2.

De regel is dat we daadwerkelijk opkomende risico’s opvangen met onze weerstandscapaciteit in het bijzonder de algemene reserve. We zetten daarom het totaal van de mogelijk opkomende risico’s, de zogeheten weerstandsbehoefte af tegen die algemene reserve, de basis van het weerstandsvermogen, en bepalen zo de weerstandsratio. Deze ratio vormt samen met de verplichte BBV financiële kengetallen de basis voor de analyse van de financiële situatie.

Alhoewel de weerstandsratio meerjarig nog boven signaleringsgrens van 1 blijft dienen we ons bewust te zijn van de noodzaak om bij daadwerkelijk opkomen van een of meerdere structurele risico’s op termijn structurele dekking te vinden. Voor een gedetailleerde onderbouwing en analyse van de weerstandsratio verwijzen we naar de desbetreffende paragraaf.

1.1.4 Beleidsalternatieven Kadernota 2025

Terug naar navigatie - 1.1.4 Beleidsalternatieven Kadernota 2025

Bij de start van het proces om te komen tot de kadernota was de septembercirculaire 2023 bekend en die was redelijk positief ten opzichte van de verwerkte meicirculaire 2023. Reden om het proces van opvragen van ruimtevragende beleidsalternatieven wel te starten in afwachting van de nieuwe meicirculaire 2024. We hebben de raad in de kadernota 2025 de opgevraagde beleidsalternatieven gepresenteerd. Die beleidsalternatieven zijn aangedragen vanuit het college van B&W en de individuele raadsfracties. 

In de Voorjaarsnota 2024 bleek dat het Rijk de nieuwe financieringssystematiek van het gemeentefonds heeft vervroegd van 2027 naar 2024. Hierdoor daalde de prognose van het accres voor Landgraaf ten opzichte van de septembercirculaire 2023 met maar liefst €3,4 miljoen in 2025 en circa 1,3 miljoen meerjarig (12). Vanwege het negatieve meerjarige exploitatiesaldo in de kadernota hebben wij u destijds bij de kadernota geadviseerd geen richtingendebat te voeren. Op dat moment was er nog geen zekerheid over een nieuw Regeerprogramma.

Uit de nu geactualiseerde raming 2025-2028, gebaseerd op de meicirculaire 2024 blijkt dat de raming zoals opgenomen in de kadernota zich niet heeft verbeterd maar zich vooral in 2025 heeft verslechterd. Dat is de reden dat wij als college van B&W in deze ontwerpbegroting met uitzondering van de in de kadernota gepresenteerde investeringen waarvan de kapitaallasten meerjarig al zijn opgenomen in de gepresenteerde saldi geen enkele andere ruimtevraag hebben opgenomen in de exploitatieraming van baten en lasten. Een beleidsarme begroting dus.

(12) Zie pagina 15 Kadernota 2025.

Nieuwe beleidsalternatieven niet gedekt in deze ontwerpbegroting

Terug naar navigatie - Nieuwe beleidsalternatieven niet gedekt in deze ontwerpbegroting

In navolgende twee tabellen treft u alle niet in de exploitatie van deze ontwerpbegroting gedekte beleidsalternatieven aan die zijn ingediend door de raadsfracties en het college van B&W (13).
 

(x € 1000)
RVR Ruimtevragen exploitatie raadsfracties Fractie 2025 2026 2027 2028
1 Geheel afschaffen van de hondenbelasting (variant 1) CDA/1LG/PVV/SP/VVD 394 394 394 394
2 Afschaffen van de hondenbelasting 1e hond (variant 2) CDA/1LG/OPL/VVD 304 304 304 304
3 Afschaffen van de hondenbelasting 1e en 2e hond (variant 3) 1LG/VVD 372 372 372 372
4 Afschaffen van de hondenbelasting 1e hond over dfrie jaren (variant 4) CDA/1LG/OPL/VVD 100 201 304 304
5 Evenementensubsidie verhogen en indexeren 1LG 10 11 12 14
6 Betrekken van burger bij de jaarlijkse begroting 1LG 45 195 170 170
7 Capaciteit behoefte onderzoek huisvesten jongeren PvdA 10 0 0 0
8 Verduurzamen gemeentelijk vastgoed 1LG 100 0 0 0
10 Scholing raad-interventie-VNG dag raadsbreed 29 29 29 29
11 Bewustwordingscampagne illegale dumpingen PvdA 25 0 0 0
12 Cameratoezicht in 3 winkelcentra VVD 8 8 8 8
13 Aansluiten bij bouwdepot PvdA 200 200 0 0
Totaal max 821 837 613 615
Waarvan incidenteel 335 200 0 0
Waarvan Structureel 486 637 613 615
Tabel ruimtevragen exploitatie raadsfracties

(13) De cijfers die ontbreken zijn de ingetrokken (vervallen) ruimtevragen.

(x € 1.000)
RVC Ruimtevragen exploitatie college 2025 2026 2027 2028
1 Aanvulling inkomen alleenverdieners 80 65 45 0
3 Beschut nieuw 60 100 120 140
4 1,8 fte functioneel beheer 187 187 187 187
6 Participatie@Work 35 23 0 0
8 Taalondersteuner werkkamer en taalles 49 49
10 Voortzetting Praktech 100 100 100 100
11 Grensoverschrijdende samenwerking en stedenband (gros) 73 75 76 78
12 Digitalisering - uitbreiden licenties ValidSign en Corsa voor digitaal ondertekenen van documenten 48 48 48 48
13 Formatie en budget vitaliteit en opleiden 124
14 Aantrekkelijk blijven als werkgever middels vergoeding woon-werkverkeer medewerkers 172 172 172 172
15 Slimme, gezonde en duurzame mobiliteit 40 40
17 Landgraafse initiatieven Fonds 100 0 0 0
19 Capaciteit uitvoering woningbouwprogramma 1 113 113 113 113
21 Groenblauwe schoolpleinen 25 25 25 25
22 Omgevingsplan 138 138 0 0
23 Toekomstvisie 198 0 0 0
24 Werkbudget Vrijetijdseconomie & Evenementen 75 75 75 75
26 Bijdrage aan Stichting Streetwise 25 25 25 25
27 Electrische auto's tbv dienstreizen 60 40 40 40
28 Intensivering uitstroom naar werk 45 10 0 0
Totaal 1.747 1.285 1.026 1.003
Waarvan incidenteel 809 325 45 0
Waarvan Structureel 938 960 981 1.003
Tabel ruimtevragen exploitatie college

Ook de incidenteel te dekken ruimtevragen aangedragen door de raadsfracties en het college zijn dus niet opgenomen in deze ontwerpbegroting. Inzet van de algemene reserve als dekking hiervoor achten we nu niet verstandig vanwege de afnemende weerstandsratio die in 2028 nog maar net boven de signaleringsgrens blijft van 1 en de behoefte om vrije reserves achter de hand te houden. Ook om mogelijke ombuigingen in de toekomst getemporiseerd te kunnen doorvoeren. 

Nieuwe beleidsalternatieven wel gedekt in deze ontwerpbegroting

Terug naar navigatie - Nieuwe beleidsalternatieven wel gedekt in deze ontwerpbegroting

De lasten van een investering - de zogenaamde kapitaallasten - worden voor de duur van de afschrijvingstermijn in de exploitatie opgenomen tenzij hiervoor een aparte afschrijvingsreserve is gevormd. Meerjarig houden we in de ramingen al rekening met een vaste ruimte voor de dekking van die kapitaallasten. Mits het totaal aan investeringen binnen die ruimte blijft hoeven we dus geen aanvullende dekking te zoeken voor die kapitaallasten Onderstaand de nieuwe investeringen die wel gedekt zijn in deze begroting 2025. Dit betreft de investeringsbedragen exclusief BTW. In de bijlage 3 zijn deze investeringen opgenomen inclusief BTW. In deze bijlage staan ook de vervangings- investeringen bedrijfsvoering.

 

(x € 1.000)
RVCi Ruimtevragende investeringen College (excl. Riolen en MIP/MOP) Uitgavenkrediet 2025 2026 2027 2028
1 Jaarlijks investeringsbedrag OV-Armaturen naar LED 230 0 12 12 12
2 Vervangen OV-masten 244 0 6 6 6
3 Vervangingsinvesteringen wegen 737 0 21 21 21
4 Vervangen hekwerken Park Strijthagen 80 -17 2 2 2
5 Reconstructieprojecten GVVP - ruggengraat 700 0 20 20 20
6 Verkeersveiligheidsprojecten 200 0 8 8 8
7 Transformatie investeringskrediet 3.500 0 100 100 100
8 Electrische fietsen ten behoeve van dienstreizen 26 2 7 7 7
Totaal max 5.717 -15 176 176 176
Tabel ruimtevragende investeringen College (excl. Riolen en MIP/MOP)

We hebben naast de investeringslijst programma’s en bedrijfsvoering waarvan de kapitaallasten drukken op de exploitatie nog een tweetal andersoortige investeringsuitgaven. De kapitaallasten die het gevolg zijn van de jaarlijkse investeringen in de riolen worden verwerkt in het tarief voor de rioolheffing en worden dus gedekt door de geraamde rioolheffingsopbrengsten. De jaarlijkse investeringen in de riolen zijn gebaseerd op het actuele watertakenplan dat al door de raad op 6 juli 2023 is vastgesteld. Daarmee zijn die kapitaallasten autonoom. We beschouwen dit daarom niet meer als nieuw beleid.

We zijn verplicht om de benodigde investeringen in onze accommodaties gebaseerd op de actuele Meerjaren investeringsplannen (MIP) apart op te nemen in de begroting. De raad heeft deze plannen al vastgesteld. De kapitaallasten hieruit voortkomend zijn daarom ook verwerkt in deze begroting 2025 en meerjarenraming 2026-2028. We beschouwen deze autonome lasten niet als nieuw beleid omdat de raad de meerjarige MOP/MIP's al eerder heeft vastgesteld. 

Alles bij elkaar autoriseert u als raad het college bij vaststelling van deze begroting tot het doen van nieuwe investeringsuitgaven met een totaal van circa € 15 miljoen inclusief BTW.

In bijlage 3 van deze begroting staan alle investeringen 2025 verder uitgewerkt.