1. Omgevingswet
De Omgevingswet wordt gezien als de grootste wetgevingsoperatie sinds de invoering van de Grondwet in 1848. Na vele jaren van uitstel is de Omgevingswet uiteindelijk op 1 januari 2024 in werking getreden. De implementatie van de Omgevingswet is een langjarige operatie die enerzijds bestaat uit organisatorische aspecten en anderzijds uit (juridisch) inhoudelijke aspecten. De Omgevingswet is een wet waarvan de implementatie niet in één keer klaar is.
Tot aan de invoering van de Omgevingswet lag de focus van het implementatietraject in hoofdzaak op werkzaamheden die verband houden met het Vergunningen- en het Toezicht- en Handhavingsproces (VTH-proces). De komende jaren zal de focus liggen op onder andere:
- het verder werken aan en het opstellen van een gemeentelijke Toekomstvisie (inclusief het bijbehorende communicatie- en participatietraject). De wettelijk verplichte gemeentelijke omgevingsvisie (rechtsopvolger van o.a. de structuurvisie) is een onderdeel van de Toekomstvisie Landgraaf;
- het opstellen van een nieuw juridisch en ICT-technisch raamwerk (digitaal handboek) van het omgevingsplan (opvolger van o.a. bestemmingsplannen) en TAM IMRO-plannen;
- het opstellen van en leren werken met vragenbomen voor activiteiten (planologisch en vergunningtechnisch) en de vragenbomen (digitaal) toegankelijk maken voor de burger/ondernemer in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), zodat het gemeentelijk dienstverleningsniveau op peil blijft;
- voorbereidingen treffen voor het opstellen van omgevingsprogramma’s zoals bedoeld in de Omgevingswet;
- het in de praktijk leren werken met het nieuwe wettelijke stelsel en het Omgevingswet-gedachtegoed;
- het doorontwikkelen van de Omgevingswet-applicaties en DSO.
Het bovenstaande wordt hieronder toegelicht:
1.1 Toekomstvisie versus Structuurvisie
De Toekomstvisie (waarvan de omgevingsvisie onderdeel is) wordt het belangrijkste middel van de gemeente om keuzes voor de fysieke leefomgeving vast te leggen. Deze visie gaat verder dan een structuurvisie (zoals bedoeld in de oude Wet ruimtelijke ordening) en omvat niet alleen ruimtelijke ordening, maar ook thema’s als bouwwerken, infrastructuur, water, lucht, natuur, cultuur, erfgoed, en sociaal-maatschappelijke onderwerpen zoals duurzaamheid, gezondheid en veiligheid. Een belangrijk verschil is de integrale benadering, waarbij fysieke en sociaal-maatschappelijke vraagstukken worden gecombineerd en belangen worden afgewogen.
De Toekomstvisie schetst geen eindbeeld, maar richt zich op de ontwikkeling en verbetering van de leefomgeving op de lange termijn. De Toekomstvisie behoort tot de belangrijkste strategische documenten van de gemeente.
Ook het proces van totstandkoming verandert: participatie speelt een grotere rol. Inwoners, bedrijven en organisaties worden vanaf het begin betrokken. Er wordt een intensief participatietraject gevolgd waarbij zowel intern (ambtelijk en bestuurlijk) als extern (inwoners, ondernemers, stakeholders) betrokken worden. Sinds 2023 wordt er gewerkt aan de gemeentelijke Toekomstvisie, die naar verwachting medio 2025 wordt vastgesteld.
Figuur: de Boom van de leefomgeving
De traditionele ruimtelijke thema’s – of die van de fysieke leefomgeving (fysieke domein) – worden gevoed door onderliggende sociaal-maatschappelijke thema’s (sociale domein).
1.2 Vervlechting Omgevingsvisie en Strategische visie Landgraaf: Toekomstvisie Landgraaf
In 2025 loopt de strategische visie 'Landgraaf 2025 boeiend en bloeiend' af. We zijn aan de slag met het opstellen van een nieuwe Toekomstvisie, waarin de onderwerpen uit de strategische visie worden vervlochten met de gemeentelijke Omgevingsvisie. Met deze visie leggen we onze kernwaarden en identiteit opnieuw vast en zetten we een stip op de horizon waar we als Landgraaf naartoe willen. We hebben daarbij nadrukkelijk aandacht voor de verbinding met onze inwoners, ondernemers, met het maatschappelijk middenveld, de (Eu)regio en bezoekers, het continueren van de tevredenheid over onze dienstverlening en het behouden en vergroten van het vertrouwen van inwoners in het lokale bestuur. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat een omgevingsvisie een wettelijk verplicht kerninstrument is.
1.3 Omgevingsplan versus bestemmingsplan
De Toekomstvisie biedt het beleidskader voor het omgevingsplan, dat de gemeentelijke regels vastlegt. Hoe gedetailleerd de Toekomstvisie is, bepaalt de mate waarin de visie het omgevingsplan stuurt. Het omgevingsplan, samen met waterschaps- en provinciale verordeningen, vormt de decentrale regelgeving. De Omgevingswet vereenvoudigt dit door één gebiedsdekkend omgevingsplan per gemeente te verplichten, wat zorgt voor meer samenhang en duidelijkheid.
Het omgevingsplan bevat niet alleen regels voor bestemmingen (functies op locatie), maar ook algemene regels zoals de bomenverordening en APV. Zaken als geluid, geur en milieubelasting worden nu ook via dit plan geregeld. Het omgevingsplan moet voldoen aan nationale en provinciale regels en nieuwe digitale standaarden. Gemeenten hebben tot 2032 de tijd om het omgevingsplan volledig in te voeren. Voorbereidingen starten in 2025, een complex en langdurig proces. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het omgevingsplan de rechtsopvolger is van onder andere het bestemmingsplan (zoals bedoeld in de oude Wet ruimtelijke ordening). Het omgevingsplan is een wettelijk verplicht kerninstrument.
1.4 Omgevingsvergunning ‘nieuwe stijl’ (Ow) versus Omgevingsvergunning ‘oude stijl’
Met de komst van de Omgevingswet wordt de hoofdregel dat vergunningaanvragen moeten worden afgehandeld binnen de reguliere procedure. De termijn hiervoor is 8 weken (met een verlengingsmogelijkheid). Een kortere doorlooptijd vereist dat er voldoende ambtelijke capaciteit beschikbaar is om aanvragen tijdig te kunnen beoordelen. Kunnen we dat niet, dan missen we een grondslag om procedurele termijnen op te schorten, met alle negatieve gevolgen van dien zoals: de mogelijkheid op beroep op de Wet dwangsom ‘niet tijdig beslissen’, een beroep op de rechterlijke macht omtrent ‘niet tijdig beslissen door een bestuursorgaan’, een beroep op (vertragings)schade of imagoschade. Misschien nog wel belangrijker is dat we onze burgers niet kunnen bieden waar ze recht op hebben: een zorgvuldige en tijdige dienstverlening.
Tot slot worden de eerste jaren na invoering van grootschalige wetgeving in het algemeen gekenmerkt door onduidelijkheid en vragen van de burger en ondernemer over de nieuwe wetgeving. Maar ook voor de betrokken ambtenaren zal er meer tijd nodig zijn om te leren werken met de nieuwe spelregels en met de nieuwe digitale systemen. Relevante vragen die we bijvoorbeeld meer kunnen verwachten van burgers/ondernemers in de eerste jaren na de invoering van de Ow zijn onder meer: Wat is vergunningsvrij? Wat is vergunning plichtig? Hoe om te gaan met overgangsrechtelijke vraagstukken? Waar vind ik wat in het Digitaal Stelsel Omgevingswet en hoe moet ik dit interpreteren? Hoe moet de nieuwe wetgeving en nieuwe rechtspraak geïnterpreteerd worden? Etc.
1.5 Vragenbomen
Onder de Omgevingswet zijn vragenbomen een hulpmiddel om vergunningaanvragen en meldingen te vereenvoudigen. Ze helpen burgers, bedrijven en overheden bij het bepalen of een vergunning nodig is of welke regels van toepassing zijn voor een bepaalde activiteit. Vragenbomen zijn belangrijk voor de dienstverlening onder de Omgevingswet omdat ze de toegankelijkheid en efficiëntie voor burgers en bedrijven vergroten. Door een reeks vragen te beantwoorden, leidt de vragenboom gebruikers stap voor stap naar het juiste resultaat. Dit zorgt voor meer duidelijkheid en toegankelijkheid. Vragenbomen maken deel uit van het digitale stelsel van de Omgevingswet, dat informatie overzichtelijker maakt.
We zijn begonnen met de voorbereidingen voor het opstellen van vragenbomen in het kader van de Omgevingswet. Dit is een complexe taak, aangezien de materie nieuw is en nauw luistert naar de interpretatie van wet- en regelgeving. Het opstellen van vragenbomen vereist grondige samenwerking tussen juridische experts en regelanalisten om ervoor te zorgen dat de regels op de juiste manier worden vertaald naar een begrijpelijke en toegankelijke structuur. Dit proces zal gefaseerd verlopen vanwege de omvang en complexiteit van de materie.
1.6 Houding en gedrag (nieuwe gedachtegoed Omgevingswet)
De omgevingswet is geen simpele wetsverandering (transponeringstabel), maar een complexe veranderopgave voor de (gemeentelijke) organisatie en de burger. Het is een veranderingsopgave met uiteenlopende componenten waaronder de cultuurverandering in de hele keten, een digitale systeemverandering en de verandering van wet- en regelgeving. De Omgevingswet vraagt om een gedragsverandering die past bij het gedachtegoed van de Omgevingswet zoals werken vanuit het ‘ja-mits principe’ in plaats van het ‘nee-tenzij principe’, ‘integraal denken’ in plaats van ‘sectoraal denken’, van ‘toetsen van activiteiten’ naar ‘partner in het proces’, van ‘weinig lokale afwegingsruimte’ naar ‘meer lokale afwegingsruimte (lokaal maatwerk)’. De Omgevingswet vraagt om meer vanuit het perspectief van de ondernemer of burger te denken, waarbij het van belang is om niet voor elkaar te denken, maar meer de weg te bewandelen om het samen te doen en samen op te trekken. Het leren werken met en het toepassen van het nieuwe gedachtegoed van de Omgevingswet is een intensief en een langjarig proces dat een grotere tijdsinvestering van vooral medewerkers verreist.
1.7 De beleidscyclus
Het is cruciaal om de omgevingsvisie (Toekomstvisie) te plaatsen in het grotere geheel van de beleidscyclus. Dit betekent dat de omgevingsvisie de beleidsmatige basis moet bieden voor het omgevingsplan en de eventuele programma’s en dat het een raamwerk biedt waarmee met behulp van een gedegen monitoringsopzet de visie ‘actueel’ gehouden kan worden. Een gedegen omgevingsvisie is nodig om goed regels te kunnen stellen in het omgevingsplan. De wisselwerking tussen omgevingsvisie en omgevingsplan noemen wij ‘de kleine beleidscyclus’. Deze kleine beleidscyclus leidt vaak tot waardevolle aanscherpingen van beide producten.