1.6 Tarieven

Tarieven

Terug naar navigatie - Tarieven

Binnen de kaders van de wet heeft de gemeente enige beleidsvrijheid over de hoogte van de heffingen. Het coalitieconvenant vult deze beleidsvrijheid deels in. In dit convenant is afgesproken dat de opbrengsten gemeentelijke belastingen en heffingen met niet meer dan de inflatie zullen stijgen. Voor 2021 betekent dit een stijging met 1,8% ten opzichte van het jaar 2020. Voor de jaren 2022-2024 zijn deze percentages 1,7%, 1,6% en 1,5%. Deze percentages zijn gebaseerd op de prijsindexering Bruto Binnenlands Product (BBP) zoals die in de meicirculaire 2020 is opgenomen en komen overeen met de percentages zoals die in de kaderbrief 2021 zijn genoemd. Bij de rioolheffing en afvalstoffenheffing, waar het uitgangspunt 100% kostendekkendheid is, kan de tariefontwikkeling uiteraard afwijken van de genoemde indexering. Omdat we nog geen volledige zekerheid hebben over de geraamde lasten zijn de in de paragraaf Lokale lasten genoemde tarieven Afvalstoffenheffing en Rioolheffing vooralsnog voorlopig. Bij de definitieve vaststelling van de verordeningen in december van dit jaar zijn de tarieven definitief.

Te hanteren index lasten
Voor wat betreft de raming van de lasten volgen we bij meerjarige contracten de afgesproken index in die contracten. Bij onze bijdrages aan de verbonden partijen volgen we de ramingen in die begrotingen inbegrepen de daarin gehanteerde index. De overige lasten (excl. salaris) zijn zoveel als mogelijk geïndexeerd tegen de prijs bbp-percentages (prijs bruto binnenlands product) zoals opgenomen in de meicirculaire 2020. Voor de enkele posten die we meerjarig niet geïndexeerd hebben houden we de stelpost loon- en prijscompensatie achter de hand die we afzonderen van de ontvangst uit de algemene uitkering .

Voor de salarislasten hebben we in 2021 een index gehanteerd van 3%. Over de jaren 2022-2024 hebben we geraamd met een index van 3%, 2,5% en 2,5%. Een index die nagenoeg boven de in de meicirculaire 2020 opgenomen loonvoet sector overheid ligt.

Uit het jaarlijkse onderzoek naar de ontwikkeling van de gemeentelijke woonlasten (COELO ) blijkt dat de gemeentelijke woonlasten in Landgraaf in 2020 ten opzichte van 2019 voor een gemiddeld meerpersoonshuishouden met een eigen woning zijn gestegen met 4,5%. Dat is ruim hoger dan het inflatiepercentage van 1,4% % waar we in de begroting 2020 de opbrengsten OZB hebben geïndexeerd . Alhoewel er in de COELO-berekening voor de woonlasten gemeenten wat afwijkingen zitten t.o.v. het door ons gehanteerde ophaalsysteem afval is de verklaring voor die stijging terug te vinden in de stijging van de lasten van de RD4 in 2020 t.o.v. 2019 met € 570 duizend hetgeen een procentuele stijging is van 19%. Voor een vergelijking met de andere Parkstadgemeenten verwijzen we naar de paragraaf Lokale Lasten.