1.2 Leeswijzer

Leeswijzer

Terug naar navigatie - Leeswijzer

De onderstaande tekst in de leeswijzer is slechts bedoeld voor de lezer die niet bekend is met de Landgraafse opbouw van de begroting.
De inhoudelijke eisen waaraan de begroting dient te voldoen zijn vastgelegd in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Artikel 7 van het BBV schrijft voor dat de begroting ten minste bestaat uit de beleidsbegroting en de financiële begroting. De beleidsbegroting die bestaat uit het programmaplan en de paragrafen hebben we ondergebracht in hoofdstuk 2. Hoofstuk 1 en hoofdstuk 3 vormen, aangevuld met enkele bijlagen, de zogenaamde financiële begroting. 

Hoofdstuk 1 geeft de lezer inzicht in de financiële exploitatie 2023 inbegrepen de meerjarenraming 2024-2026. De cijfers worden daarbij opgebouwd vanaf de voorgaande primitieve begroting 2022, de kadernota 2023 en de meest recente ontwikkelingen. Hoofdstuk 1 geeft de raad direct inzicht in het nieuwe beleid dat is geborgd in deze begroting resulterend in het formele en structurele meerjarige evenwicht van baten en lasten. Alleen indien sprake is van een structureel en reëel evenwicht van baten en lasten in 2023, 2024 of uiterlijk 2025 behoudt de gemeente de status van repressief toezicht vanuit de provincie. Het jaar 2026 komt niet meer in aanmerking als laatste jaar van structureel evenwicht omdat we in de begroting 2022 pas structureel evenwicht hadden in 2025. Er mag geen sprake zijn van een opschuivend meerjarenperspectief.

In Hoofdstuk 2 komen het programmaplan van deze begroting en de (niet) verplichte paragrafen aan de orde. Het programmaplan (2.1) vormt beleidsinhoudelijk het hart van de begroting. We volgen ook in deze nieuwe collegeperiode de thema-  en verplichte taakveldindeling van het BBV. Welke producten van baten en lasten onder welk taakveld vallen is gedetailleerd omschreven in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Afwijken binnen de taakvelden is niet toegestaan. Op taakveldniveau kunnen dus de directe baten en directe (kapitaal) lasten van gemeenten met elkaar worden vergeleken.  Wij blijven de groepering van de verschillende taakvelden per thema volgen zoals ook aangedragen door het BBV. In programma 6 zijn ca. 14 nieuwe taakvelden opgenomen. Dit is verplicht vanuit wet en regelgeving en komt voort uit de behoefte tot vergelijkbaarheid tussen gemeenten.

Daar waar de raad bepaalde informatie per onderwerp bij elkaar wenst te zien kan de raad ons opdragen paragrafen te maken. Dit jaar doen we dat sowieso al voor Duurzaamheid, Omgevingswet, Vluchtelingen, statushouders en ontheemden en rechtmatigheid.

Programmasamenvatting
De programmasamenvatting start telkens met een korte toelichting over de reikwijdte en samenstelling van het programma. Waar gaat het programma over? Welke taakvelden vallen onder dit programma? Daarna volgt een beschrijvende toelichting op de beleidsmatige accenten die in het komende begrotingsjaar per taakveld worden gelegd.

Omgevingsanalyse
De omgevingsanalyse geeft zoals de naam al zegt een analyse van de omgeving aan de hand van (historische) kengetallen. De meeste kengetallen zijn of effecten die we niet of nauwelijks zelf kunnen beïnvloeden of het betreft slechts data die zonder analyse op zich geen tot weinig directe informatiewaarde hebben. Wat al deze gegevens samen wel doen is een beeld schetsen over de historische ontwikkelingen in die omgeving. Het is vooral van belang dat die data worden geanalyseerd. Waarom is de trend zo? Wat mogen we hieruit wel of juist niet afleiden? Zijn onze doelen reëel? Doen we de juiste dingen? Moeten we meer doen of juist minder? Lang niet alle beschikbare kengetallen en indicatoren zijn opgenomen in de begroting. Veel kengetallen kunt u ook zelf terugvinden op bijvoorbeeld www.parkstad-limburg.buurtmonitor.nl. Ook uit digitale bronnen als www.waarstaatjegemeente.nl, www.cbs.nl, www.LISA.nl en www.openspending.nl zijn veel gegevens te halen die inzicht kunnen geven in de omgeving. We constateren wel een steeds grotere wildgroei van al die databanken waarbij dezelfde gegevens in de ene databank soms afwijken van de gegevens in een andere databank. 

Beleidskader
Het beleidskader is een vast onderdeel van de beleidsteksten. We beperken het kader tot het Landgraafse beleidskader of het beleidskader van de Stadsregio Parkstad. Landelijke wet- of regelgeving nemen we dus in principe niet op. Door de actualiteit aan te geven per kader geven wij u direct een indicatie over de actualiteit van het vastgestelde beleidskader. De beleidsinhoudelijke doelen, beoogde maatschappelijke effecten en concreet te ontplooien acties en prestaties in de beleidsnota’s vormen idealiter het fundament voor de 4xW teksten in de begroting.

Wat willen we bereiken (1e W)
De doelen en effect-indicatoren zoals geformuleerd in deze begroting kunnen afwijkend zijn van de voorgaande vier begrotingen omdat dit de eerste begroting is van het nieuwe college. De reikwijdte van de doelen in jaren kan variëren. De doelstellingen zoals die besloten liggen in vastgestelde en vigerende beleidsnota’s moeten minimaal passen binnen de doelen van het programma waar de betreffende beleidsnota onder valt of vormen een zelfstandig doel van het programma. 

Effectindicatoren
De effectindicatoren maken de doelen meetbaar. We presenteren wederom de historische scores van de effectindicatoren in dezelfde tabel als de ambitie. De ambitie wordt uitgedrukt in een norm en een termijn.
De norm is wat we nastreven. De termijn geeft de tijdshorizon aan waarin we deze norm willen halen. De raad dient zich bewust te zijn van het feit dat het halen van de norm in de meeste gevallen niet alleen afhankelijk is van de inspanningen van het college en de organisatie. Het behalen van die ambitie is vaak mede afhankelijk van omgevingsfactoren en andere actoren die het bestuur niet of hooguit indirect kan beïnvloeden. De score van de effectindicatoren nemen we mits beschikbaar op in het jaarverslag maar niet verplicht in de bestuurlijke 1e en 2e tussenrapportage.

Wat gaan we daarvoor doen (2e W)
De activiteiten die we gaan doen vormen de prestaties die wij, het college, u toezeggen te gaan realiseren in het komende begrotingsjaar. Over de voortgang van deze activiteiten leggen we tussentijds in de bestuursrapportages en het jaarverslag verantwoording af. Bij de formulering van de activiteiten is het telkens de balans zoeken tussen hoofdlijn versus detailniveau. In een aantal gevallen nemen we de concreet te realiseren output op in de prestatie-indicatoren. Daar vindt u in dat geval de concreetheid terug die u als raad zoekt. In andere gevallen verbijzonderen we de activiteit door de belangrijkste ''mijlpalen'' binnen de uit te voeren activiteit op te nemen in de omschrijving van de activiteit zelf. De concreetheid waarmee dit lukt varieert per activiteit en per programma. Dit is vanwege de diversiteit aan producten en diensten onvermijdelijk. Een programma maatschappelijke voorzieningen is nu eenmaal minder eenvoudig te concretiseren dan een programma ruimtelijke structuur. Ook de hoofdlijnen van de activiteiten en/of prestaties van de verbonden partijen nemen we op omdat ruim € 60 mln. van het budget door die partijen wordt uitgegeven. Het opnemen van die acties zorgt ervoor dat de raad het college aanspreekt op die prestaties en wij als college maar ook als individueel DB lid van een gemeenschappelijke regeling in veel gevallen ons nog meer bewust zijn van die twee petten die we als portefeuillehouder op hebben.  We nemen in onze activiteiten ook de ‘’politiek’’ minder aandacht vragende werkzaamheden op. Die werkzaamheden zijn niet minder belangrijk. Het grootste deel van de organisatie is immers dagelijks aan de slag met die dienstverlenende activiteiten aan de burgers. U kunt hierbij denken aan het verlenen van vergunningen, verstrekken van persoonsdocumenten, onderhoud aan wegen en groen etc. In de bestuurlijke tussenrapportages en het jaarverslag zullen we aan de hand van de stoplichtmethodiek inzicht bieden in de voortgang van de activiteit. Staat een stoplicht in de bestuurs- rapportage op groen dan verwachten we dat de activiteit en bijbehorende prestaties aan het einde van het jaar geleverd zal zijn. 

Prestatie-indicatoren 
De prestatie-indicatoren vormen samen met de activiteiten de meetbare prestaties die het college gaat leveren. De prestatie is gekoppeld aan de activiteit. Soms heeft de indicator slechts het karakter van een output-indicator. Niet iedere prestatie-indicator is dus een zogeheten KPI. Het meer of minder realiseren van de norm is niet goed of fout. Wel geeft het meten van die indicator inzicht in de kwantitatieve omvang van de ‘workload’ van die activiteit. Omdat we de begrotingsactiviteiten ook gebruiken voor het ramen van de mensuren in de afdelingswerkplannen is het meten van die output van belang.
Prestaties uitgedrukt in tijdseenheden worden gerapporteerd m.b.v. percentages. De voortgang van die prestatie wordt dus zowel in norm als in realisatie uitgedrukt in een percentage. Dit is een gevolg van het systeem Pepperflow dat we sinds 2021 gebruiken.
Daar waar wij in de begroting het benoemen van een concrete prestatie-indicator per activiteit achterwege laten is dat bewust gedaan. Omdat de stoplichtrapportage is gekoppeld aan de activiteit en niet aan de indicator zoals voorheen kunnen we u snel zonder aanvullende indicator de voortgang rapporteren. De inhoudelijke toelichting vindt u dan uiteraard in de voortgangstekst. We verwachten daarmee dat we minder maar wel de betere prestatie-indicatoren zullen overhouden. De vorm en kleur van de icoontjes zijn helaas niet in het systeem te wijzigen.

Wat mag het kosten (3e W) en toelichting verbonden partijen.
In de 3e W geven wij de raad inzicht in de baten en lasten per programma. Baten en Lasten worden zonder teken weergegeven. Saldi met een + teken indien de baten hoger zijn dan de lasten en een – teken indien de lasten hoger zijn dan de baten. Vanwege BBV technische regels staat het overgrote deel van de baat in de vorm van o.a. de algemene uitkering en de algemene belasting op programma 0. Dat maakt de informatiewaarde van de 3eW per programma naar onze mening gering. 

We geven bij de 3e W van de programma’s m.u.v. programma 0 geen inzicht in de toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves per programma. Ook dat zijn BBV-regels. In programma 0 geven we het totaal van stortingen en onttrekkingen weer. Daarnaast geven we in het taakveld 010 in de bijlage 2 een gedetailleerd overzicht van alle mutaties in de reserves. Een taakveld dat onderdeel is van het programma bestuur en ondersteuning vandaar dat het totaal van stortingen en onttrekkingen in dit programma wel zichtbaar is. De indirecte lasten per programma zijn toegerekend aan het taakveld 040 overhead dat onderdeel uit maakt van het programma 0 Bestuur en ondersteuning. Ook dit is een direct gevolg van de vernieuwing van het BBV zoals dat in 2017 is doorgevoerd. In de bijlage 2 van de begroting treft u de verdeling van de baten en lasten per taakveld waaronder het taakveld 010 Mutaties reserves en het taakveld 040 Overhead. 

De kolom van het jaar 2021 betreft de resultaten van de rekening 2021. De kolom van het jaar 2022 betreft de actuele lopende begroting 2022 tot en met de 2e financiële bijstellingsrapportage die de raad juli 2022 heeft vastgesteld. De baten en lasten per taakveld zijn terug te vinden in de bijlage 2. Een gedetailleerde analyse van de ontwikkeling van de baten en lasten per taakveld hebben we niet meer opgenomen in de begroting. Mocht de raad toch behoefte hebben tot een toelichting op de verschillen tussen bepaalde jaren in een bepaald taakveld dan verzoeken wij u die behoefte aan de hand van de in te dienen technische vragen kenbaar te maken.  

Verbonden partijen en (professionele) gesubsidieerde organisaties 
We geven per programma inzicht in de financiële bijdrage aan onze verbonden partijen inbegrepen de (professionele) welzijnsinstellingen. Die bijdrage maakt deel uit van de directe lasten zoals opgenomen in de tabel met de 3eW. De raad krijgt daarmee een goed beeld welk deel van het budget we feitelijk overdragen aan deze partners. We hebben de bijdrage opgenomen zoals wij die nu feitelijk in onze meerjarenbegroting hebben geraamd. Die raming sluit aan op de meest recente vastgestelde begroting van de verbonden partij. 
Waar mogelijk geven we ook aan wat de bijdrage is van de verbonden partij aan de doelen, activiteiten en prestaties van het programma. Ook dit is een eis van het BBV. Als de verbonden partij transparant in haar begroting aan geeft wat ze wil bereiken, wat ze gaat doen en wat dat kost dan is het leggen van die relatie eenvoudig. In de praktijk is dat nog niet altijd het geval. Voor privaatrechtelijke partijen gelden nog steeds de verslaggevingsvoorschriften volgens het Burgerlijk Wetboek (BW2 Titel 9 voor vennootschappen). 

Wat zijn de risico's (4e W)
De in het programmaplan opgenomen risico’s in de 4eW betreft de financiële (ramings)risico’s. We sluiten niet uit dat realisatie van de activiteiten in het programma uiteindelijk per saldo meer zullen kosten dan nu geraamd. We gebruiken de 4eW ramingsrisico’s dus ook om niet onnodig veel financiële middelen in de begroting te ramen. De zogenaamde lucht. Dat ontkracht immers het budgetrecht van de raad.
Jaarlijks meten we in het jaarverslag in welke mate de financiële risico’s daadwerkelijk zijn opgekomen. De basis van de 4eW is de risico-inventarisatie van de Kadernota. Die inventarisatie wordt geactualiseerd aan de hand van de tussentijdse ontwikkelingen opgenomen in de begroting. 

Beleidsindicatoren nieuwe BBV per programma
Met de wijziging van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) van 5 maart 2016 zijn we gehouden om in de programma’s in de begroting (artikel 8, tweede lid, van het BBV), en in de programmaverantwoording (artikel 25, tweede lid, van het BBV) in het jaarverslag, de maatschappelijke effecten die met de verschillende programma’s worden beoogd of zijn gerealiseerd, toe te lichten aan de hand van beleidsindicatoren. Deze indicatoren dragen bij om de begroting en jaarverslagen beleidsmatiger en vergelijkbaarder te maken, zodat u als raadslid op de belangrijke momenten in een beleidscyclus zich een beeld kunnen vormen over behaalde beleidsresultaten en te behalen beleidsresultaten. Enkele van die opgedragen beleidsindicatoren zijn inmiddels weer vervallen. Wij blijven daarnaast ook gebruik maken van onze eigen indicatoren.

Paragrafen
In 2.2 treft u de voorgeschreven paragrafen aan. In de paragrafen nemen we de informatie op die niet past binnen het programmaplan omdat de activiteiten binnen deze paragraaf dwars door de programma's heen lopen, ondersteunend zijn aan de programma-activiteiten dan wel betrekking hebben op een specifiek onderwerp waarover we de raad separaat moeten of willen informeren. Het betreft de verplichte paragrafen lokale heffingen, bedrijfsvoering, financiering, verbonden partijen, het onderhoud op de kapitaalgoederen, grondbeleid en weerstandvermogen en enkele niet verplichte paragrafen zoals de dit jaar opgenomen paragrafen omgevingswet, duurzaamheid, statushouders, asielzoekers en ontheemden en rechtmatigheid. 

In Hoofdstuk 3 Financieel nemen we vooral al de verplicht gestelde informatie op die de toezichthouder nodig heeft om onze begroting te kunnen toetsen op o.a. realiteit en structureel evenwicht. Dit is dus een financieel technisch hoofdstuk wat in zijn algemeenheid voor de raad als input voor haar kaderstellende rol minder relevant is. Daartoe worden allereerst in paragraaf 3.1 Overzicht baten en lasten de historische, actuele en geplande baten en lasten per programma gepresenteerd. Vervolgens worden in paragraaf 3.2 uitgangspunten van de ramingen de uitgangspunten gepresenteerd die zijn gehanteerd bij de samenstelling van de begroting. In de paragraaf 3.3 financiële positie wordt o.a. inzicht gegeven in de effecten van de gemaakte keuzes en verwachte ontwikkelingen op de baten en/of lasten van de programma's, het evenwicht in de begroting, de investeringen op hoofdlijn en de ontwikkeling van de reserves en voorzieningen. We sluiten dit hoofdstuk af met een beoordeling van de financiële robuustheid van de begroting waarbij de door het BBV verplicht op te nemen financiële indicatoren in samenhang worden beoordeeld. Omdat we de kengetallen en weerstandsratio toelichten in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheer en de ontwikkeling van de exploitatie in Hoofdstuk 1, nemen we de integrale beoordeling van de financiële positie van onze begroting ook op in hoofdstuk 1.