2.2.1 Lokale heffingen

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Conform het BBV zijn in deze paragraaf opgenomen de geraamde inkomsten aan heffingen en leges, het beleid met betrekking tot de lokale heffingen, de mate van kostendekkendheid, het kwijtscheldingsbeleid en de lokale lastendruk (woonlasten). Binnen de gemeente Landgraaf wordt op dit moment het programma Kostendekkendheid.nl geïmplementeerd om te komen tot een nog meer uniforme en consistente toerekening van lasten aan leges. 

Beleid

Terug naar navigatie - Beleid

De basis voor de gemeentelijke regelgeving inzake de heffing en invordering van heffingen wordt gevormd door diverse wetten: de Gemeentewet, de Wet Waardering Onroerende zaken, de Algemene wet betreffende rijksbelastingen, de Wet Milieubeheer, de Invorderingswet 1990 en de Algemene wet bestuursrecht.

Binnen de kaders van deze wetten heeft de gemeente beleidsvrijheid over de hoogte van de heffingen. Het coalitieconvenant vult deze beleidsvrijheid deels in. In dit convenant is afgesproken dat de opbrengsten gemeentelijke belastingen en heffingen met niet meer dan de inflatie zullen stijgen. Voor 2022 betekent dit een stijging met 1,6% ten opzichte van het jaar 2021 voor de belastingopbrengsten. Voor de jaren 2023-2025 zijn deze percentages 1,9%, 1,6% en 1,6%. Deze percentages zijn gebaseerd op de indexering zoals die in de meicirculaire 2021 van het gemeentefonds is opgenomen. 
Bij de rioolheffing en afvalstoffenheffing, waarbij het uitgangspunt 100% kostendekkendheid is, kan de tariefontwikkeling afwijken van de genoemde indexering. 

Heffingen

Terug naar navigatie - Heffingen

Bij de heffingen wordt onderscheid gemaakt tussen heffingen met gebonden besteding en niet gebonden bestedingen. Gebonden wil zeggen dat de baten alleen bestemd zijn voor het doel waarvoor zij geheven worden. De baten zijn geoormerkt en mogen qua maximaal 100% kostendekkend zijn. Niet gebonden besteding houdt in, dat de baten tot de algemene dekkingsmiddelen van de gemeente behoren en vrij inzetbaar zijn.

Omschrijving lokale heffing 2021 2022 2023 2024 2025
Gebonden heffingen
Afvalstoffenheffing 4.221 4.625 4.721 5.201 5.294
Rioolheffing 4.859 4.956 5.055 5.156 5.259
Niet gebonden heffingen
Hondenbelasting 399 405 413 420 426
Onroerende zaakbelasting 7.646 7.769 7.916 8.043 8.171
Precariobelasting 29 29 30 30 31
Toeristenbelasting 106 108 110 111 113
Totaal lokale heffingen 17.260 17.892 18.245 18.961 19.294

Belastingmaatregelen

Terug naar navigatie - Belastingmaatregelen

Onroerende zaak belasting (OZB)
De basis voor de heffing van de OZB is de feitelijke situatie (WOZ-waarde) van het object (woning of niet-woning) per 1 januari 2022, gerekend met het prijspeil van 1 januari 2021. Jaarlijks wordt de WOZ-waarde bepaald door de BsGW. Dit gebeurt op basis van de Wet Waardering Onroerende Zaken. 
De heffing wordt berekend aan de hand van een % (het tarief) van de (WOZ) waarde van het object. De werkelijke opbrengst OZB is daarmee afhankelijk van de waarde van alle objecten. De werkelijke opbrengst OZB kan lager uitvallen dan begroot, aangezien de WOZ-waardes lager kunnen zijn dan de waarden die we na 15 oktober van de BsGW ontvangen, door het honoreren van WOZ-bezwaren.

Ontwikkeling marktwaarde – indicatieve tarieven
BsGW heeft medio oktober 2021 de bepaling van de WOZ-waarde van alle objecten (grondslag) voor het belastingjaar 2022 gereed. Op dat moment kan een exacte bepaling van de tarieven OZB plaatsvinden, die vervolgens in de raadsvergadering van 9 december 2021 definitief worden vastgesteld.
Om toch een indicatief tarief te kunnen berekenen, gaan we uit van een waardestijging van 7,2% voor woningen en 0% voor niet-woningen.

Areaalmutaties
Ten opzichte van 2021 is voor 2022 vooralsnog niet met areaalmutaties rekening gehouden. 

Tariefontwikkeling (indicatief)

Terug naar navigatie - Tariefontwikkeling (indicatief)

Zoals in het coalitieconvenant is vastgelegd, zal de heffing (tarief x waarde object) met niet meer dan de inflatie stijgen. Voor 2022 betekent dit een stijging met 1,6% ten opzichte van 2021. Voor de jaren 2023-2025 zijn deze percentages respectievelijk 1,9%, 1,6% en 1,6%: in de meerjarenraming 2023-2025 stijgt de totale opbrengst OZB jaarlijks met deze percentages. 
Dat wil niet zeggen dat de tarieven met het inflatie % zullen stijgen. Bij de bepaling van het tarief houden wij rekening met de waardeontwikkeling van de objecten. Is de waardestijging hoger dan het inflatie %, dan leidt dat tot een lager tarief OZB; omgekeerd leidt een waardestijging die lager is dan het inflatie % tot een tariefstijging OZB. Per saldo stijgt de te betalen (gemiddelde) OZB-belasting met niet meer dan het inflatie %. 

In onderstaand overzicht is een indicatie gegeven van de ontwikkeling van de tarieven. Wij merken daarbij op dat deze tarieven niet zijn bepaald op basis van de door BsGW verstrekte gegevens, doch op een eigen inschatting van de marktontwikkelingen: 7,2% waardestijging woningen (conform realisatie 2021) en 0% bij niet-woningen (in 2021 was sprake van een daling in waarde). Andere ontwikkelingen dan de prijs zijn hierbij niet meegenomen. 
De tarieven kunnen definitief worden berekend na 15 oktober 2021, wanneer we de definitieve WOZ-waarden (grondslag voor de heffing) van de BsGW hebben ontvangen. Afhankelijk van alle ontwikkelingen kunnen de definitieve tarieven afwijken van de hieronder vermelde indicatieve tarieven. De definitieve tarieven worden in de verordening Onroerendezaakbelasting 2022 opgenomen. Vaststelling vindt plaats in de raadsvergadering van 9 december 2021.  

De indicatieve tarieven OZB-woningen 2022 dalen ten opzichte van 2021 door de met meer dan het inflatie % (1,6%) stijgende WOZ-waarden (+7,2%). De indicatieve tarieven OZB niet-woningen 2021 daarentegen stijgen marginaal onder invloed van gelijkblijvende WOZ-waarde in combinatie met de inflatiecorrectie 1,6%. Dit leidt tot de volgende indicatieve tarieven:

Tariefontwikkeling in % van waarde 2021 2022
Verordening Indicatief
- eigenaren woningen 0,16% 0,15%
- eigenaren niet-woningen 0,32% 0,33%
- gebruikers niet-woningen 0,26% 0,27%

Hondenbelasting

Terug naar navigatie - Hondenbelasting

Rond 3.910 huishoudens zijn in het bezit van één hond; circa 510 huishoudens hebben 2 of meer honden. De tarieven hondenbelasting 2022 stijgen ten opzichte van 2021 met 1,6%. 

Tarieven hondenbelasting 2021 2022
- 1e hond € 74,90 € 76,10
- 2e hond € 156,70 € 159,20
- 3e hond € 279,70 € 284,20
- 4e e.v. hond € 542,90 € 551,60
Kennel € 1.050,30 € 1.067,10

De tarieven zullen worden verwerkt in de verordening Hondenbelasting, die in de raadsvergadering van 9 december 2021 zal worden vastgesteld. Meerjarig (2023-2025) zijn de tarieven hondenbelasting geïndexeerd met resp. 1,9%, 1,6% en 1,6%. 

Precariobelasting

Terug naar navigatie - Precariobelasting

In relatie tot de precariobelasting zijn geen aanpassingen aan de orde. De tarieven 2022 stijgen ten opzichte van 2021 met 1,6%. Dit betreft de inflatiecorrectie. Voor de jaren 2023 -2025 zijn de stijgingen op basis van de nu bekende indexatie percentages: 1,9%, 1,6% en 1,6%. De afzonderlijke tarieven, gebaseerd op de genoemde inflatiecorrectie, worden opgenomen in de verordening Precariobelasting 2021, die in de raad van 9 december 2021 zullen worden vastgesteld.

Toeristenbelasting

Terug naar navigatie - Toeristenbelasting

Met de ondernemers in de recreatieve sector is de afspraak gemaakt het tarief om de 2 jaar te verhogen. Sinds 2020 is er sprake van één uniform tarief. De laatste verhoging dateert uit 2020. Dit betekent dat het tarief voor 2022 wordt aangepast en wel met het indexatie percentage van 1,6%.
Ondernemers in de recreatie branche zijn in de zomer 2021 geïnformeerd over het tarief voor 2022, dat door de raad via de verordening Toeristenbelasting op 9 december 2021 wordt vastgesteld.

Tarief toeristenbelasting per overnachting 2021 2022
per persoon, per overnachting € 1,40 € 1,45

Afvalstoffenheffing

Terug naar navigatie - Afvalstoffenheffing

De afvalstoffenheffing is een zogenaamde gebonden heffing. Dit betekent dat de heffing de desbetreffende lasten maximaal voor 100% mag dekken. Voor de raming van de lasten die worden meegenomen in de berekening van de afvalstoffenheffing zijn vooral de kosten van Rd4 bepalend; ruim 88% van de totale kosten komen voor rekening van Rd4 (ten opzichte van 88% voor begrotingsjaar 2021). Het totaal van de kosten vormt de grondslag voor de tarieven en ziet er voor 2022 als volgt uit:

Omschrijving lasten afvalstoffen 2021 2022 Verschil
Kosten Rd4 (incl. BTW vooraftrek) € 3.732.796 € 4.007.272 € 274.476
Directe uren eigen personeel (incl. overhead) € 16.192 € 26.111 € 9.919
Toegerekende overhead € 15.772 € 36.861 € 21.089
Toegerekende kosten BsGW € 144.586 € 167.552 € 22.966
Toerekening van kwijtschelding afvalstoffenheffing € 266.622 € 272.346 € 5.724
Kapitaallasten (incl. inzet doelreserves) € - € - € -
Overige lasten € 44.965 € 45.059 € 94
Totaal lasten afvalstoffenheffing € 4.220.933 € 4.555.201 € 334.268
Aanwending voorziening reiniging € 0 € 70.000 € 70.000
Baten € 4.220.933 € 4.625.201 € 404.268
Saldo € 0 € 0 € 0

Onderstaand worden de belangrijkste verschillen in lasten tussen 2022 en 2021 toegelicht:
1.    Kosten Rd4: ten opzichte van 2021 stijgen de kosten van Rd4 voor 2022 met afgerond € 274 duizend (incl. BTW). Deze stijging binnen de Rd4 begroting betreft grotendeels de toegenomen verwerkingskosten van PMD (bronscheidingsmodel met vaste vergoeding per ton die lager ligt dan ketenregiemodel) en papier (lagere prijs); de afvalstoffenbelasting op verbranding van het Rijk en hogere personeelskosten door CAO-stijging en stijgende pensioenpremies.
2.    Toegerekende kosten BsGW: ten opzichte van 2021 stijgen de kosten van BsGW met afgerond € 23 duizend. De reden ligt in de doorwerking van de begroting BsGW: stijging van personeelskosten door loonindexering, hogere proceskostenvergoeding en kosten van het regieportaal. Het aandeel aan afval toe te rekenen kosten BsGW is gestegen van 3% voor 2021 naar 4% voor 2022.
3.    De storting in de voorziening van € 70 duizend heeft betrekking op het creëren van een fonds om de nagekomen verwerkingskosten T+1 te kunnen betalen.

Tarieven afvalstoffenheffing 2022

Terug naar navigatie - Tarieven afvalstoffenheffing 2022

De afvalstoffenheffing is een gebonden heffing en mag maximaal 100% kostendekkend zijn. 
Voor 2022 blijven de variabele tarieven gelijk aan de tarieven van 2021. Dit betekent dat de stijging van afvalkosten niet uit de variabele tarieven gedekt kan worden, maar leidt tot een verhoging van het vastrecht. Het vaste tarief stijgt met 9,78% ten opzichte van 2021. De berekening van de tarieven baseren wij op de huidige en verwachte aantallen aansluitingen en aantallen ledigingen. 
De tarieven worden vastgesteld via de verordening Afvalstoffenheffing in de raadsvergadering van 9 december 2021.

Tarieven afvalstoffenheffing 2021 2022
Vastrecht eenpersoons huishouden € 170,92 € 187,60
Vastrecht meerpersoons huishouden € 193,82 € 212,80
GFT container 140 liter € - € -
GFT container 240 liter € - € -
Restafval container 140 liter € 6,45 € 6,45
Restafval container 240 liter € 8,75 € 8,75
Huisvuilzak € 1,60 € 1,60

Rioolheffing

Terug naar navigatie - Rioolheffing

De basis voor de kosten met betrekking tot rioleringen wordt gevormd door het ISW (Integraal Stedelijk Waterplan) dat door de raad is vastgesteld in september 2016. Ook de grondwater- en oppervlaktewater problematiek en de maatregelen die op dat gebied worden genomen, hebben hierin een plaats. 
Daarnaast spelen toegerekende kosten een rol, te denken aan onkruidbestrijding, straatreiniging, de personele kosten die direct toewijsbaar zijn en kosten van overhead van de eigen organisatie.

Een nieuw kostendekkingsplan riolen als financiële afgeleide van het nog door de raad vast te stellen watertakenplan zal in 2022 gereedkomen. De financiële vertaling hiervan nemen we in de begroting 2023 mee.

De grondslag voor de tarieven rioolheffing op basis van het huidige kostendekkingsplan ziet er als volgt uit:

Omschrijving lasten riolen 2021 2022 Verschil
Onderhoud € 839.015 € 781.456 -57.559
Overige lasten € 134.837 € 125.587 -9.250
Beleid waterhuishouding € 216.784 € 200.001 -16.783
Kapitaallasten € 1.144.635 € 1.075.511 -69.124
Toegerekende kosten BsGW en Gegevenshuis € 201.524 € 290.252 88.728
Directe uren eigen personeel € 581.572 € 595.852 14.280
Toegerekende overhead € 958.413 € 998.535 40.122
Toerekening duurzame onkruidbestrijding € 122.400 € 124.848 2.448
Toerekening straatreiniging € 97.920 € 120.000 22.080
Toerekening kwijtschelding € 228.378 € 222.654 -5.724
Totaal lasten riolen € 4.525.478 € 4.534.696 9.218
Storting voorziening riolen € 333.037 € 420.988 87.951
Baten € 4.858.515 € 4.955.684 97.169
Saldo € 0 € 0 € 0

Onderstaand worden de belangrijkste verschillen in lasten tussen 2022 en 2021 toegelicht:

1.    De lagere onderhouds- en overige lasten (€ 67 duizend) hebben betrekking op een administratieve verschuiving van lasten (aframen van de post Elektriciteit en bijramen op de post Inkomensoverdracht GR-en). Dit leidt per saldo niet tot hogere lasten binnen de begroting 2022.
2.    In de berekening van kapitaallasten voor nog niet beschikbaar gestelde investeringen 2020 en ouder (berekend voor de begroting 2021), zit een onjuistheid waardoor het verschil van -€ 69 duizend wordt verklaard (voor 2022 is dit gecorrigeerd).
3.    In 2021 zijn er geen kosten toegerekend van het pluspakket Rd4; dit is wel voor het jaar 2022 gedaan (€ 89 duizend verschil).
4.    De baten rioolheffing zijn ten opzichte van 2021 € 97 duizend hoger. Hierin is rekening gehouden met de in het ISW opgenomen indexering van 2%.

Tarieven rioolheffing 2022

Terug naar navigatie - Tarieven rioolheffing 2022

Evenals bij afvalstoffen mogen gemeenten de kosten voor riolen tot maximaal 100% in rekening brengen bij de huishoudens. Dit gebeurt ook in de gemeente Landgraaf. Daarmee zijn de tarieven riolen niet onderhevig aan een indexering op de heffing zelf, maar zijn afhankelijk van de ontwikkeling van kosten die verband houden met riolen. 
De tarieven rioolheffing stijgen met 1,53% ten opzichte van 2021. De berekening van de tarieven baseren wij op het huidige aantal aansluitingen. 

Tarieven rioolheffing 2021 2022
Eigenarendeel: € 106,58 € 108,20
Gebruikersdeel o.b.v. verbruik drinkwater
0 - 200m3 € 153,00 € 155,30
201 - 400m3 € 217,30 € 220,60
meer dan 401m3 € 359,50 € 365,00
per 100m3 extra € 36,60 € 37,20

Kwijtschelding

Terug naar navigatie - Kwijtschelding

Op grond van de Verordening op de kwijtschelding gemeentelijke belastingen kunnen burgers, wanneer zij aan de eisen voor kwijtschelding voldoen, voor kwijtschelding in aanmerking komen. 
Indien burgers voldoen aan de eisen voor kwijtschelding, ontvangen zij kwijtschelding voor:
-    Rioolheffing (gebruikersdeel),
-    Afvalstoffenheffing (vastrecht + variabele kosten met een maximum van € 70,-)
Voor de overige gemeentelijke belastingen en heffingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Daarnaast komen burgers op grond van Verordening afvalstoffenheffing in aanmerking voor vermindering van de afvalstoffenheffing, indien zij als gevolg van chronische ziekte of handicap dan wel chronische ziekte of handicap van personen die behoren tot zijn of haar huishouden, extra afval moeten aanbieden aan de gemeentelijke inzameldienst. In dat geval bedraagt de vermindering 60% van de variabele kosten met een maximum van € 95,-.

In de begroting 2022 is een bedrag van € 495 duizend opgenomen voor kwijtschelding van afvalstoffen- en rioolheffing. Uit analyse van de gerealiseerde kwijtscheldingen over de jaren 2017 t/m 2020 blijkt dat van de kwijtscheldingen 55% toe te rekenen is aan afvalstoffenheffing en 45% aan rioolheffing. Met deze verdeling is in de begroting 2022 rekening gehouden: er wordt € 272.346 kwijtschelding toegerekend aan afvalstoffen en € 222.654 aan riolen.  Deze bedragen zijn verdisconteerd in de tarieven rioolheffing 2022 en afvalstoffenheffing 2022. 

Leges en rechten

Terug naar navigatie - Leges en rechten

Leges en rechten worden geheven voor verstrekte diensten door de gemeente. De dienst kan bestaan uit documenten (bv. paspoort, rijbewijs), vergunningen (bv. omgevingsvergunning, toestemming voor evenement), grafrecht en dergelijke. Er is nog geen rekening gehouden met de nieuwe Omgevingswet die per 1 juli 2022 in werking treedt. De mogelijke financiële gevolgen van deze wet met betrekking tot leges is afhankelijk van nog te maken keuzes in beleid. Op basis van de nu bekende data verwachten we een dip in het aantal af te geven verlengingen van rijbewijzen.

Omschrijving leges en rechten 2021 2022 2023 2024 2025
Omgevingsvergunning € 283.659 € 283.659 € 288.859 € 293.674 € 298.372
Marktgelden € 21.000 € 21.000 € 21.399 € 21.806 € 22.220
Reisdocumenten € 140.000 € 117.500 € 119.732 € 121.648 € 123.595
Rijbewijzen € 204.000 € 155.000 € 157.945 € 160.472 € 163.040
Burgerzaken (GBA, huwelijken e.d.) € 84.025 € 67.750 € 69.037 € 70.142 € 71.264
Grafrechten en-heffingen € 20.000 € 20.000 € 20.000 € 20.000 € 20.000
Overige leges € 33.808 € 39.696 € 40.451 € 41.097 € 41.755
Totaal leges en rechten € 786.492 € 704.605 € 717.423 € 728.839 € 740.246

Legestarieven mogen evenals de gebonden heffingen maximaal kostendekkend zijn. Dit betekent dat tarieven niet meer mogen stijgen dan de stijging van de daaraan gekoppelde lasten. De afzonderlijke tarieven worden opgenomen in de Legesverordening 2022, die in de raad van 9 december 2021 zal worden vastgesteld.

Ontwikkeling woonlasten binnen Parkstad gemeenten

Terug naar navigatie - Ontwikkeling woonlasten binnen Parkstad gemeenten

Woonlasten zijn betalingen die huishoudens doen in verband met wonen. Woonlasten bestaan uit belastingen en heffingen enerzijds en marktprijzen voor bijvoorbeeld gas en elektriciteit anderzijds. In deze paragraaf beperken we de woonlasten tot de lasten die voortvloeien uit de relevante gemeentelijke heffingen: 
-    Onroerende Zaak Belasting,
-    Rioolheffing meerpersoonshuishouden,
-    Afvalstoffenheffing meerpersoonshuishouden.

Overige belastingen zijn niet op elk huishouden van toepassing en worden daarom niet meegenomen in vergelijking van de gemeentelijke woonlasten. 

Het Centrum voor Onderzoek van de Economie Lagere Overheden (COELO) doet jaarlijks onderzoek naar de ontwikkeling van de gemeentelijke woonlasten en publiceert de cijfers in de “lokale lasten atlas”. Deze levert daarmee een landelijk vergelijkbaar gegeven voor wat betreft de gemeentelijke woonlasten. Die vergelijkbaarheid is niet helemaal zuiver, omdat vanwege de verscheidenheid in ophaalsystemen COELO voor wat betreft de afvalstoffenheffing een “gemiddeld” systeem hanteert. Hierdoor kunnen afwijkingen ontstaan ten opzichte van de eigen situatie. In onderstaand overzicht is het verloop voor de jaren 2018 tot en met 2021 weergegeven voor alle Parkstadgemeenten.

Bron: Coelo – lokale lasten atlas 2021
Overzicht woonlasten Parkstad Limburg gemeenten 2018-2021
Gemeente Gemid. WOZ Belastingjaar
woning 2021 2018 2019 2020 2021
Voerendaal € 266.000 € 791 1,20% € 847 7,10% € 967 14,20%   € 996 3,00%
Beekdaelen € 245.000 € 909 € 907 -0,20%
Simpelveld € 204.000 € 825 3,10% € 845 2,40% € 884 4,60%   € 880 -0,50%
Kerkrade € 163.000 € 726 2,70% € 768 5,80% € 829 7,90%  € 869 4,80%
Landgraaf € 197.000 € 752 -0,50% € 774 2,90% € 809 4,50%   € 847 4,70%
Brunssum € 170.000 € 750 2,70% € 766 2,10% € 791 3,30%  € 825 4,30%
Heerlen € 159.000 € 769 2,10% € 764 -0,70% € 786 2,90%   € 815 3,70%

Behalve bij de gemeenten Simpelveld en Beekdaelen zien we dat de gemiddelde woonlasten binnen Parkstad in 2021 stijgen ten opzichte van 2020.