1.4 Financiële positie

Vast en verplicht onderdeel van iedere begroting en rekening is een analyse van de financiële positie van de gemeente aan de hand van tenminste de verplichte financiële BBV- indicatoren. Tot nu toe stond deze analyse alleen in de paragraaf 2.2 weerstandsvermogen en risicomanagement en deels in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 1 presenteerden we alleen de ontwikkeling van de algemene reserve en de kleine weerstandsratio. Om deze analyse meer aandacht te geven nemen we vanaf nu de BBV-financiële kengetallen aangevuld met de kleine weerstandsratio en de nieuwe ratio reserve versus omzet hier op. Voor de exacte definities van de verschillende kengetallen BBV en de historische ontwikkeling van deze kengetallen verwijzen we naar de paragraaf weerstandsvermogen en risicomanagement. 

De provincie deelt de kengetallen in drie categorieën in, maar geeft hier geen harde kwalificatie aan, omdat de normering een eigen gemeentelijke keuze is. Wel kan over het algemeen worden gesteld, dat categorie A het minst risicovol is en categorie C het meest. De signaleringsnormen van de weerstandratio staan in onze eigen nota weerstandsvermogen en risicomanagement. (17)

(17) De indeling in categorie A categorie, categorie B of categorie C is daarin nog niet opgenomen. In de nieuwe nota gaan we dat wel doen om ook deze indicator op dezelfde wijze weer te geven als de verplichte BBV -kengetallen.

Kengetal 2024 2025 2026 2027 Categorische indeling provincie
Cat.A Cat.B Cat.C
Netto schuldquote 74,5% 67,3% 71,9% 70,9% <90% 90-130% >130%
Netto schuldquote, gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen 64,2% 58,2% 63,1% 62,9% <90% 90-130% >130%
Solvabiliteitsratio 26,7% 29,2% 28,2% 28,0% >50% 20-50% <20%
Grondexploitatie 2,9% 2,8% 2,9% 2,8% <20% 20-35% >35%
Structurele exploitatieruimte 1,2% 5,0% -0,9% 0,3% begr.pos. begr.neutr. begr. neg.
Belastingcapaciteit 101,2% 101,2% 101,2% 101,2% <95% 95-105% >105%
Kleine weerstandsratio ( r ) 1,5 1,8 1,5 1,2 2 2 > r > 1 1
Grote weerstandsratio (R) 3,3 3,6 3,0 2,5 >2 2
Ratio reserves versus omzet 7,9% 11,3% 10,8% 10,8%
Tabel 16

De netto schuldquote valt nog steeds binnen de categorie A. Maar indien we dieper kijken naar de achterliggende cijfers van dit kengetal en de historische ontwikkeling (18) dan valt direct op dat het aandeel van de leningen ten opzichte van de totale omzet in baten en lasten enorm is gestegen de afgelopen jaren. Dat betekent dat een steeds groter deel van onze bezittingen is gefinancierd met schulden oftewel vreemd vermogen. Dat blijkt ook uit de solvabiliteitsratio. In 2023 is dit natuurlijk met name toe te rekenen aan het aantrekken van de miljoenenlening voor de bouw van het Eijkhagencollege. Consequentie hiervan is dat de rentelasten een groter deel uitmaken van onze exploitatie. In een markt waarin deze rentelasten sterk stijgen kan dit natuurlijk een risico vormen. We hebben uiteraard de rente op de grote leningen lang vastgezet en de looptijden van de andere leningen gediversificeerd. In financiële zin hebben we de gevolgen van de stijgende rentes verwerkt in de ontwikkelingen na kadernota onder andere door meer rentelasten te ramen voor de kortlopende leningen en ook door de geraamde rentelasten voor de bouw van het Eijkhagencollege vanwege de vervroegd afgesloten geldlening noodgedwongen op te hogen.

(18)  De historische ontwikkeling is te beoordelen in de tabel Kengetallen BBV zoals opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing.

De historische ontwikkeling is te beoordelen in de tabel Kengetallen BBV zoals opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing.

We zien al sinds jaar en dag dat de omvang van de gronden in exploitatie zo klein is in Landgraaf dat dit in financiële zin geen groot risico vormt.

De structurele ruimte in de exploitatie is 2024 en 2025 positief maar dat is wat ons betreft schijn. Er is sprake van een positief evenwicht in 2024 en 2025 alleen omdat de algemene uitkering naar aard als structurele baat mag worden beschouwd. Die uitkering valt in 2026 echter in een ravijn waardoor er in 2026 een tekort is. Tel daarbij op dat er over de jaren 2024-2026 geen volumegroei is te verwachten (de trap-op-trap-af systematiek is op verzoek van de gemeenten bevroren) en zeker is dan dat zonder extra Rijksmiddelen in 2026 wij geen structureel evenwicht zullen hebben in 2026. Dit verklaart de door ons voorgestelde financiële terughoudendheid zowel in 2023 alsook in 2024, zeker nu we weten dat het Rijk – lees het nieuwe Kabinet – vroeg of laat moet gaan bezuinigen en er dus minder ruimte komt om aan de zorgen en wensen van de gemeenten tegemoet te komen. Hier speelt op de achtergrond tevens mee dat er momenteel nog een discussie loopt met de toezichthouder over de toetsing van de structurele en incidentele baten en lasten. 

We zien ook dat er in vergelijking met het landelijk gemiddelde er geen ruimte lijkt te zijn voor het lokaal verhogen van de belastingen. Dat is en blijft echter een lokale afweging. In vergelijking met de andere Parkstadgemeenten zit Landgraaf in de middenmoot voor wat betreft lokale lasten (19).

(19) Zie het overzicht in de paragraaf lokale heffingen.

Met nadruk vragen wij aandacht voor de opgenomen meerjarige ramingsrisico’s. Risico’s die we, zo blijkt uit de weerstandsratio, in alle redelijkheid best een tijd kunnen opvangen met onze reserves. Een deel van de genoemde risico’s vraagt echter, indien ze opkomen om structurele dekking. De tijdelijke dekking uit onze reserves verschaft ons slechts tijd om te zorgen voor ombuigingen. Veel van de geïnventariseerde risico’s zijn structureel.  Dat geldt o.a. voor de nog niet volledig doorgevoerde herverdeling van het gemeentefonds dat voor ons een structurele nadelige impact kan hebben van € 1,4 miljoen (20). Maar inmiddels weten we ook dat een deel van het risico R04 PIT gaat komen. En ten aanzien van de structurele doorwerking van de enorm gestegen energielasten in 2022 en 2023 weten we dat het niet de vraag is of we structureel de pijn moeten pakken maar vooralsnog wanneer en in welke omvang (21).

(20) De Onderzoeksagenda verdeling gemeentefonds is niet controversieel verklaard.
(21) Pas indien we zien dat de energiemarkt duurzaam weer in evenwicht is, is dekking van het dan nog aanwezige structurele nadeel reëel.

Met de mogelijke Rijksbezuinigingen die op dit moment nog in het Rijksbegrotingsvat zitten, de mogelijke structurele impact van een groot deel van de financiële risico’s, het structurele tekort in 2026 dat niet door de jaren gedicht wordt door jaarlijkse volumegroei Gemeentefonds en tenslotte ook nog de lopende discussie met de toezichthouders over de definities in het achterhoofd, acht het college het vanuit verantwoord financieel beheer niet verantwoord aanvullend nieuw beleid op te nemen in deze ontwerpbegroting.